Waarom inburgering niet op tijd begint
In een artikel op Dagblad010 werd eerder geschetst hoe statushouders in Nederland weken- tot maandenlang op een wachtlijst staan voordat zij kunnen starten met een inburgeringscursus. Inmiddels is duidelijk dat deze wachttijd geen tijdelijk probleem is, maar een hardnekkige systemische vertraging. Hoewel er aandacht is voor het probleem, blijkt uit recente rapporten van onder andere het CBS, Inspectie Justitie en Veiligheid en Toezicht Sociaal Domein dat de situatie amper verbeterd is. De gevolgen zijn ingrijpend: voor statushouders én voor de samenleving.

Jaren wachten op een nieuwe start
Een statushouder mag in Nederland pas starten met inburgering zodra hij of zij overgeplaatst is van een asielopvanglocatie naar een gemeente. Maar dat moment komt vaak veel te laat. Volgens de Inspectie JenV duurt het gemiddeld 34 weken ná het verkrijgen van een verblijfsvergunning voordat een statushouder uit een COA-opvang wordt geplaatst. In sommige gevallen duurt dit zelfs meer dan twee jaar.
Daarbovenop komt de gemiddelde wachttijd vóór het verkrijgen van de verblijfsstatus, die volgens de Inspectie JenV en IND-cijfers in 2024 gemiddeld 61 weken bedroeg. Dat betekent dat veel statushouders al bijna twee jaar in onzekerheid verkeren voordat er überhaupt zicht is op een start met inburgering.
Voorbereiding? Nauwelijks aanwezig in de opvang
In de opvang zou het COA een voorbereidende inburgeringsmodule moeten aanbieden: een korte cursus over basiscommunicatie, participatie en oriëntatie op Nederland. Maar volgens een rapport van Toezicht Sociaal Domein uit maart 2025 wordt deze voorbereiding op veel locaties niet of slechts minimaal aangeboden. De redenen? Tekort aan docenten, gebrek aan rustige ruimtes en onvoldoende structuur.

Deze gebrekkige voorbereiding betekent dat statushouders bij aankomst in de gemeente vaak pas voor het eerst écht kennismaken met het Nederlandse inburgeringssysteem. Dat is een gemiste kans in de cruciale eerste maanden na aankomst.
Gemeenten starten ook te laat
Na overplaatsing naar een gemeente moet er binnen 10 weken een Persoonlijk Inburgeringsplan (PIP) zijn opgesteld. Maar uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat in 2022 nog meer dan de helft van de statushouders géén PIP had binnen die termijn. Daarmee wordt het traject vertraagd voordat het überhaupt is begonnen.
En zolang er geen plan is, krijgen statushouders ook geen toegang tot taalonderwijs, participatieactiviteiten of werkoriëntatie. Gemeenten geven aan dat ze kampen met een tekort aan NT2-docenten, beperkte ruimte bij taalaanbieders en moeizame coördinatie met de opvang.
Taal als brug of als blokkade
Taal is cruciaal voor meedoen. Maar de brug naar die taal wordt laat gebouwd, wankel gestart en soms zelfs helemaal niet voltooid. Statushouders die gemotiveerd zijn om Nederlands te leren, ervaren frustratie, verlies van motivatie en mentale terugslag. Volgens Inspectie Justitie en Veiligheid is het risico op “passiviteit, isolement en psychische klachten” groter naarmate de wachttijd langer duurt.
Ook gemeenten geven aan dat zij steeds vaker te maken hebben met statushouders die zich terugtrekken uit het systeem. Niet uit onwil, maar uit teleurstelling. De tijd die je verliest, komt niet meer terug.

Beleidsreacties en belofte tot verbetering
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) pleit al sinds 2023 voor extra middelen om de begeleiding in de opvang mogelijk te maken. Ook wordt gepleit voor meer bevoegdheden om eerder in actie te kunnen komen, nog vóórdat iemand officieel is gehuisvest.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werkt sinds 2024 samen met gemeenten aan een verbeterde ketenaanpak. Maar structurele oplossingen, zoals extra NT2-opleidingen, flexibele inzet van hybride lesmethodes en versnelling van de huisvesting, blijven nog achter bij de realiteit op de werkvloer.
Tijd is alles
Wat uit alle cijfers blijkt: tijd is de kern van het probleem. Tijd die verloren gaat in procedures, in opvang, in planning. Tijd die juist zo waardevol is om mensen snel en duurzaam mee te laten doen.
Willen we dat inburgering werkt, dan moet ze beginnen op het moment dat mensen er klaar voor zijn, niet pas als het systeem klaar is. Elke week vertraging is een gemiste kans voor integratie, participatie en perspectief. En dus voor Nederland.